zondag 24 augustus 2008

Rustige week met wat pech

Ohoh, de klad komt er al bijna in te zitten! Alweer een week sinds het laatste bericht. Nou was deze week ook wat minder spannend en afwisselend, dus minder uitnodigend om over te schrijven.

Maandag begon wat verontrustend. Bij het wegrijden van de parkeerplaats gaat het sturen erg zwaar. Als ik iets door een weerstand heen lijk te trekken, gaat het sturen weer soepel, maar vrij snel wordt het weer zwaarder... Oei, ik heb deze auto net 2 weken en nu al problemen?
Tegen 12 uur volg ik op de universiteit een college “Introduction to Telemark” georganiseerd voor internationale studenten. Ik was wel benieuwd wat ze daar nou over vertellen. De spreekster was een Schotse die al zo’n 20 jaar in Telemark woont. Ze spreekt uiteraard erg goed engels, maar weet ook op een leuke en boeiende manier te vertellen. Wat historie, wat gebruiken, wat natuur, wat cultuur, de mooiste plekjes, etc.. Ze hebben zelfs wat flatbrød (plat brood dus, vrij vertaald ;)) meegenomen om ons te laten proeven.

Veel tijd op de uni deze week. Dus hier wat fotootjes voor een impressie: De voorkant van de uni, de hal en het terras bij de kantine met daarachter de gekke schaap-trollen zoals Roo de kunstwerken gekscherend noemt. :)

Hierna heb ik wat tijd over en ga op zoek naar Frode en Mona. Twee namen die Frank en Roo meerdere keren hebben laten vallen. Mona vind ik als eerste. Zij gaat over de genetica. We babbelen wat en ze belooft me te mailen als ze in het lab aan de slag gaan. Ze hebben sowieso nog wat monsters liggen om te genotyperen, maar daarnaast gaat mijn interesse vooral uit naar de plannen om nieuwe microsatelliet markers te ontwikkelen voor Europese bevers. Ze hebben nu de markers voor de Amerikaanse bever uitgeprobeerd en ook al werk het merendeel wel, de polymorfisme is laag, veel lager dan voor de Amerikaanse bever, en sommige merkers zijn zelfs monomorf. Dat is dus niet bruikbaar voor analyses en gedegen genetische studies. Het optimaliseren van de protocollen kan dit wel iets verbeteren, maar daar kan je ook geen wonderen van verwachten, dus zijn er plannen om nieuwe micro’s te ontwikkelen. Iets wat ik nog niet eerder gedaan heb en wat me erg interessant lijkt om aan mee te werken! Waarschijnlijk zou ik dat dan samen met een andere MSc student doen, wat me een prima plan lijkt.
Tevreden loop ik door naar Frode. Hij is de technische man van de afdeling geloof ik en hij zal dus regelen dat er een trekhaak onder mijn auto komt, zodat ik een aanhanger met boot kan meenemen voor veldwerk. Daarnaast had ik begrepen dat hij ook over de hormonen ging, maar dat blijkt tegen te vallen. Dat was wel het plan, maar door tekort aan tijd is hij er nooit aan begonnen. Ze hebben er dus niets aan gedaan en hij lijkt ook niet echt enthousiast om daar op korte termijn aan te beginnen. Hij heeft wel twee protocollen voor me en belooft me die te mailen (alleen blijken ze achteraf in het Noors, wat ik toch weer minder handig vind).


Om 2 uur zijn er ‘activities with guides’ volgens het programma voor internationale studenten. Lekker vaag. De studenten verzamelen zich voor de uni. Tanya is daar ook en ze besluit met onze groep mee te gaan. We lopen naar Güllbring en het lijkt een tour te worden zoals gisteren. Ik twijfel, want dat vind ik toch een beetje zonde van mijn tijd. In Güllbring zelf kan ik de fitness zalen en sporthallen nu wel beter bekijken, wat er allemaal top uit ziet, maar de prijs weerhoudt me voorlopig om lid te worden. De tour zal uiteindelijk uitkomen bij Kroa, de studentenclub, die een eindje buiten Bø ligt. Tanya en ik slaan de rest van de tour over en rijden met de auto naar Kroa. Ik weet nu in ieder geval waar het is. We drinken wat, eten hotdogs van de grill (iets wat ze hier in Noorwegen erg veel lijken te eten, naast hun geliefde pizza. Tja, culinair zijn ze niet erg hoogstaand hoor.), krijgen wat informatie over Kroa, en kletsen wat. Tanya voelt zich niet zo lekker, dus we gaan vroeg weer naar huis, waardoor ik ook nog wat literatuur kan lezen.
’s Avonds ga ik terug naar Kroa voor de openingsdisco. Op Tanya’s fiets gaat het bergafwaarts super snel naar Kroa toe. We kunnen gratis naar binnen, ik kom op één of andere manier onder het geld voor de garderobe uit en krijg gelijk een gratis drankje aangeboden. Ha, zo blijft stappen in Noorwegen toch nog leuk! Na gezellig wat te dansen, kletsen en drinken, ga ik wel enigszins op tijd naar huis, want ik wil dinsdag proberen uit te vogelen wat er mis is met de auto. De terugweg valt wel enigszins tegen; uit de warme drukke club in de koude nachtlucht tegen de berg op. Maar ff doorzetten en dan ben ik zo thuis.


Ik sta iets later dan ik had bedoeld, maar ga toch redelijk op tijd naar de garage. Onderaan de heuvel is een tankstation met garage erbij, waar in grote letters ‘service’ op staat. Daar parkeer ik dus, maar er is niemand. In het tankstation vraag ik naar openingstijden oid, maar ze kijken we stomverbaasd aan. Hun uitspraak van ‘service’ (v=w en de klemtoon ligt anders) krijg ik niet voor elkaar en de engelse versie van ‘service’ snapt hij niet. Na wat handen en voeten communicatie, belt ie iemand op en belooft me dat ze me binnen een kwartier helpen. Na 25min wachten loop ik weer geirriteerd naar binnen, ik hoef niets te zeggen en hij begint al te bellen. Er komt iemand aan, belooft hij. Ik wacht opnieuw en uiteindelijk komt er inderdaad iemand. Nadat ik het probleem 3x heb uitgelegd (steeds iets langzamer en in simpelere zinnen) lijkt hij me te begrijpen en bekijkt de auto. Na het uitsluiten van de simpelste dingen (vloeistofpeil e.d., wat ik zelf ook gecontroleerd had) besluit hij dat het waarschijnlijk de pomp is en verwijst me door naar een garage iets buiten Bø. Ik bedank hem, rijd naar de andere garage, moet daar uiteraard 10 minuten wachten en dan blijkt dat ze pas over 1,5 week op zijn vroegst tijd hebben om er naar te kijken. Nou nee, bedankt. Dus ik rijd door naar garage nummer 3, ietsje verder buiten Bø. Een Honda dealer. Ook daar word ik gevraagd te wachten en word er iemand voor me gebeld. Als hij dan komt, werpt hij een hele korte blik op de auto, trekt wat aan het stuur en verwijst me dan onmiddelijk door naar de Subaru dealer in Notodden. Zucht, ik begin sterk het gevoel te krijgen van het kastje naar de muur te worden gestuurd. Maar goed, ik heb weinig keus, dus bel de garage in Notodden en die blijken wonderbaarlijk tijd voor me te hebben, dus ik rijd gelijk door. Na een half uurtje rijden, waarbij de auto af en toe zwaar stuurt, maar overwegend prima rijdt, vind ik de Subaru dealer. En ja hoor... of ik even wil wachten... argghh... Weinig keus, dus ik wacht. Na een kwartiertje komt een monteur met mee. Opnieuw kort kijken, vloeistof peil controleren, motor starten, wat sturen en wat kijken met een zaklampje. Binnen een paar minuten is hij klaar en concludeert dat het waarschijnlijk de pomp is. Verbijsterd door zo’n korte diagnose vraag ik wat dat dan inhoudt. De pomp moet vervangen worden. “Ok, en de kosten?” vraag ik sceptisch. We lopen naar binnen waar een prijsopgave voor me gemaakt wordt. Het resultaat; 9700 noorse kronen. Ik reken het snel om en kijk ze in volle verbazing aan. Ruim 1200 euro?? Verontschuldig glimlachend knikken ze. Ik leg uit dat dat echt geen optie is en dat er vast een goedkopere manier moet zijn. Na wat pushen en zeuren, noemen ze de lokale sloop die goedkopere onderdelen kan leveren. Dat zou de prijs laten dalen tot ongeveer 3500 noorse kronen. Al een hele verbetering. Ik vraag ze dat sloopbedrijf te bellen, wat ze dan ook doen. Terwijl de sloop gaat nakijken of ze wat hebben, laat ik ze gelijk maar even voorrekenen wat het verwisselen van een distributieriem zou kosten, aangezien dat ook binnenkort moet gebeuren. 11567,68 Noorse kronen is het duizelingwekkende resultaat. Dat is 1458,19 volgens mijn telefoon. Onvoorstelbaar. De monteur verzekert me wel dat het echt belangrijk is de distributieriem tijdig te vervangen, maar het vervangen van de pomp voor de stuurbekrachtiging is volgens hem minder dringend. Het is toch al kapot, dus ermee rijden kan geen kwaad, het is alleen wat zwaar sturen. Als dan de sloop meldt dat ze geen bruikbare pomp hebben, besluit ik te vertrekken. Over de reparatie’s moet ik maar even nadenken. Als het toch niet zo dringend is, zijn er meer mogelijkheden.

’s Middags mailt Frank me om langs te komen. Als ik Frank’s kantoor binnen kom zie ik dat hij in gesprek is met iemand anders. Ik stel al voor later terug te komen, maar dit blijkt Susan, de nieuwe PhD student, te zijn en Frank wil juist dat we kennismaken. Vanaf het eerste moment mag ik Susan en we praten en overleggen prettig. Net als de eerste keer dat ik bij Frank kwam, is hij weer een wervelwind van plannen en enthousiasme. Zowel Susan als ik komen uiteindelijk met grote stapels artikelen en boeken naar buiten. Ons ‘huiswerk’ zoals we het noemen. ;) Frank weet wel eindelijk te regelen dat ik toegang heb tot de computers!
De rest van de middag en avond stort ik me op de literatuur die Frank me gegeven heeft. Ik zoek de meesten op internet op en selecteer wat artikelen om te kopieren. Ik voel wat lichte keelpijn opzetten voordat ik naar bed ga.
Ja hoor, woensdag word ik wakker met keelpijn en lichte hoofdpijn. Ik heb een wat rustiger dagje, waarbij ik de laatste artikelen van Frank’s ‘huiswerk’ opzoek en begin met het lezen van alle nieuwe literatuur. Ik ga langs de uni om de artikelen terug te brengen en wat dingen te kopieren, maar Frank is er niet.

Donderdag tref ik Frank wel. Ik krijg een kopieer code, dus dat is nu ook geregeld, we kijken samen mijn stage contract door en praten weer bijna een uur over alle mogelijkheden. We proberen dit zo op te zetten dat ik de resultaten kan publiceren, iets waar ik zeker interesse in heb. Daarnaast geef ik aan me wat onzeker te voelen over het hormoon werk aangezien ik daar zelf geen praktijk ervaring in heb en blijkbaar niemand op deze afdeling heeft dat. Frank overweegt dan een tripje naar Oxford voor me te regelen zodat ik daar wat kan leren over de endocrinologie en contacten kan leggen waar ik gedurende het onderzoek vragen aan kan stellen. Uiteraard reageer ik hier erg enthousiast op!!! Ben heel benieuwd of dit gaat lukken, maar het lijkt me een goede ervaring en mooie kans!
Om half 4 ga ik met de internationale studenten mee naar iets wat ze ‘Slettelibergja’ noemen. In twee bussen rijden we naar de bergen. We parkeren op exact dezelfde plek als waar we zaterdagavond hebben geparkeerd en we nemen het zelfde pad naar boven. Ik dacht dat dat ‘Bryggefjell’ heette. Maar dat blijkt de volledige berg te zijn en niet die ene plek. Nou ja, het zal wel. Het is perfect weer, droog, zonnetje en zo’n 20 graden. De groep wordt geleid door een Noor met muziek instrument. Boven vergaapt uiteraard iedereen zich aan het uitzicht, wat wederom schitterend is.


Dan krijgen we uitleg over het instrument wat de Noor mee heeft. Het is een “Hardanger fiddle” en hét instrument van Telemark voor ‘folk music’. We krijgen ook een uitgebreide demo. Wie het leuk vindt, speel het filmpje hieronder af en vergeet je boxen niet aan te zetten!



Daarna eten we baguettes zoals ze het hier gewoon op zijn Frans noemen. Wie het leuk vindt, kan nog een stukje verder mee naar boven wandelen. De volledige wandeling naar de top duurt zo’n 4 uur, maar wij doen het begin stukje. Door bossen, over rotsen, beekjes over stekend en volop bramen plukkend lopen we naar boven. Het groepje wat mee gaat wordt steeds kleiner en uiteindelijk zijn het voornamelijk de ‘Outdoor Life’ studenten die nog meelopen.We draaien om, nemen dezelfde weg terug en gaan terug naar de bussen.

Vrijdag voel ik me echt beroerd. De verkoudheid is nu niet meer te ontkennen en ik heb lichte koorts. Ik werk wat aan literatuur, maak in de universiteit kennis met het hoofd van de afdeling en kom nog meer administratieve problemen tegen (zolang ik geen studenten-status heb, mag ik ook niet in de uni-busjes zitten bijv...), maar daar beloven ze een oplossing voor te zoeken. De rest van de dag doe ik weinig en hoop snel uit te zieken.

Zaterdag is het niet veel beter. Ik had gepland naar de sport activiteiten op de uni te gaan en ’s avonds naar Kroa, maar met lichte koorts, licht intolerantie en overal spierpijn is dat niet aantrekkelijk. Ik beperk me tot een wandeling naar de waterval en schrijf de introductie voor de paper af. Tanya en Mike vragen me ’s avonds mee te gaan naar de bergen, maar ik zie ook daar van af. Tanya geeft me een pakje Russische medicijnen. Ik ben eerst wat teurghoudend en voorzichtig, maar besluit het dan maar te proberen. Het eerste tablet weet inderdaad mijn hoofdpijn te verminderen en ik slaap redelijk.

Zondag lijkt de verkoudheid wat minder, maar het is nog lang niet weg. Een rustig dagje; ik maak wat wandelingen door de omgeving, geniet van het geweldige weer, schrijf wat aan een paper wat ik dit najaar hoop te publiceren en lees mijn boek uit waar ik vorige week aan ben begonnen (Northern Lights van Philip Pullman, aanrader!).




Vannacht haal ik om 01.10 Roo op van het station. Onchristelijk tijdstip, maar met al die bagage kan hij wel een lift gebruiken. Ik heb een kamer voor hem geregeld in hetzelfde gebouw waar ik zit.

Morgen zal ik dan langs de uni gaan voor de contracten, verzekeringsproblemen, e.d. en waarschijnlijk gaan we ’s avonds de rivier op met een groepje studenten. Afhankelijk van hoeveel boten we beschikbaar hebben, gaan Roo en ik mee om te helpen de studenten uit te leggen over het veldwerk of we gaan later (rond middernacht) als de studenten naar huis gaan en wij de boten overnemen voor echt veldwerk. De plannen zijn nog niet definitief en ook al heb ik echt zin om weer het water op te gaan, de weersvoorspelling drukt het enthousiasme weer met plaatjes vol met regen... Normaal teken ik ervoor als het ’s nachts regent en overdag droog is, maar dat is nu toch minder prettig...

Verder heeft Shuxin me aangeboden me ’s middags mee te nemen om kersen te plukken, nadat ik zo enthousiast reageerde op de kersen die ze voor me meebracht gisteren. Ben benieuwd, zelf geplukt fruit is toch anders dan uit de winkels!

zondag 17 augustus 2008

Laatste veldwerk en dan 4 dagen vrij!

De weersvoorspelling voor de nacht van woensdag op donderdag is slecht. Veel regen en vanaf een uur of 3 zware regen. Dit is eigenlijk geen nacht voor veldwerk en normaal gesproken zou dat ook niet eens worden overwogen. Maar het is Roo’s laatste nacht voordat hij weer naar Oxford gaat en wil heel graag nog een paar dieren voorzien van een proximity logger, zodat als hij terugkomt er al veel data is verzameld.
Frank en Bjørnar gaan niet mee, dus Roo en ik gaan er samen op uit, naar Patmos deze keer. Als we de auto inladen begint het al te regenen. Het zijn beduidend minder spullen nu we maar met zijn tweeën zijn en met maar 1 boot, dus we zijn vlot klaar. In Patmos aangekomen regent het nog steeds. We bereiden ons voor en gaan op weg.
Ik voel vrij veel druk om het goed te doen vannacht, want Roo wil heel graag wat dieren nog vangen en nu het ervaren team van Frank en Bjørnar dat niet doet, komt het op mij neer. Ik vaar zo goed mogelijk langs de kant en ben heel geconcentreerd. Het gaat goed en ik probeer mezelf voor te houden dat ik geen wonderen kan verwachten en dat ik pas heel kort een boot kan besturen, dus dat ik niet kan verwachten dat ik nu al foutloos kan zijn tijdens het achtervolgen en vangen van een bever. Al vrij snel zien we Tommy; één van onze belangrijkste doelen van vannacht. Maar Tommy ziet ons ook! Voor het eerste moment van verrassing zijn we gelijk te laat, Tommy duikt onder. Ik geef gas en manouvreer de boot naast de bever. Even kan ik hem volgen, maar dan duikt hij onder de boot door. Ik draai gauw om, we vinden hem weer terug en volgen. Als ie in wat ondieper water komt hebben we een kans, maar ik ga net niet snel genoeg en als we er zijn, duikt Tommy net weer weg... Vlak daarna raken we hem kwijt en vinden we hem, ondanks alle moeite die we doen, niet meer terug. Roo is duidelijk teleurgesteld en ik verontschuldig me dat het varen nog niet perfect gaat. Gelukkig vindt Roo dat mijn varen al hard vooruit gaat.

We zoeken verder. Het regent constant en mijn jas is helaas sinds vorige nacht en die wolkbreuk niet meer waterdicht. Het water komt er dus langzaam maar zeker doorheen en al mijn laagjes kleding zuigen zich langzaam vol. Ik zie mijn adem in wolkjes in de lucht hangen, het is koud ook!
We zien weinig bevers. We zien Leslie meerdere keren, maar die moeten we niet hebben, dus laten we haar met rust. We zoeken Kollbjørn, maar zien die nergens. Roo wil hem zo graag zien, dat hij zelfs een steen met wat mos aanziet voor een bever met groene oormerken. Ik plaag hem daarmee en lach hem uit, maar hoop zelf ook wel dat we Kollbjørn en Tommy snel vinden, zodat we daarna naar huis kunnen. Ik vind dit nog steeds gaaf werk, maar de regen en kou maakt het erg zwaar en mijn spieren protesteren steeds harder. Vooral mijn schouder en linkerarm die ik gebruik voor het sturen en het omhoog trekken van de motor als we in ondiep water komen (erg regelmatig dus), doen steeds meer pijn en mijn spieren branden.
Helaas vinden we ze niet. Wel vinden we twee andere bevers, die we proberen te vangen. Één hebben we echt bíjna. Ik heb nu door hoe ik de bever kan beïnvloeden door de positie van de boot en weet de bever naar de kant te dwingen. Er is hier echter maar een heel klein randje ondiep water langs de kant en dan loopt het gelijk steil af. Roo kan niet springen in het diepe water en ik kan met de boot niet op de ondiepe rand, dus het is lastig en mislukt helaas. Wel zegt Roo dat ik het veel beter deed en dat het bijna was gelukt.

We varen nog uren verder, maar het enige wat we zien is een ree geit die ons verbaasd aanstaart. Samen met de nerts die ik in Gvarv heb gezien en de eland in Patmos, breidt dit langzaam mijn rijtje wilde dieren uit die ik hier in Noorwegen heb gezien.
Ik geef aan Roo aan dat ik het echt koud heb en dat mijn jas niet waterdicht is en dat ik het zo niet uithoudt tot de ochtend. Ik weet dat hij ook vroeg wilde stoppen, maar zolang hij de bevers niet heeft gevangen die hij wilde, lijkt hij niet te willen stoppen. We gaan dus door...
Om half 3 varen we richting de baai en hoop ik dat we zullen stoppen. Ik ben nu helemaal verkrampt en tril ongecontroleerd van de kou. Ik neem me voor te protesteren als we nu niet stoppen. Roo draait zich om; “How are you coping? Shall we make a circuit through the upper territory once more?”. Ahh nee! Ik twijfel, ik wil echt niet meer, maar wil ook niet de indruk geven dat ik dit werk niet leuk vindt of niet aankan, want dat is allebei niet waar. Voorzichtig, maar toch wel erg duidelijk, antwoord ik; “I guess I’ll survive, but I’m not enthusiastic about it!”. Roo reageert simpel met “I’m not enthusiastic about it at all, but I feel we should...” en kijkt me vragend aan. Tja, wat zeg je dan… “Yeah, guess so… Last chance. Let’s do it then.” Dus daar gaan we weer. Opnieuw stroomopwaarts, van de haven weg... Ik begin het gebied wel steeds beter te kennen en vermijd de meeste ondiepe stukken en de rotsen onder water.
Een uur later zijn we allebei helemaal vernikkeld van de kou, hebben we het territorium opnieuw rondgevaren, maar nu in wat hoger tempo en we hebben alleen Leslie weer gezien. Bah, de hele nacht is gewoon voor niets geweest. Maar dat is eigenlijk ook niet waar. We hebben er in ieder geval alles aan gedaan en dat voelt ook wel goed, en het is voor mij een erg goede oefening geweest met de boot. We zijn meerdere keren tussen overhangende bomen doorgevaren achter een bever aan en dat is echt een flink stukje vaarmanskunst waar ik goed op kan oefenen. Volgens Roo ga ik echt hard vooruit en doe ik het goed. Gelukkig!
Als we eindelijk terugkomen bij de haven, regent het ondertussen echt hard. Ik stop de motor met mijn linkerhand en wil met mijn rechterhand de schijnwerper neerleggen. Tot mijn verbijstering lukt me dat niet. Mijn hand opent niet en lijkt niet meer te doen wat ik wil. Compleet koud en verkrampt zitten mijn vingers rond de steel van de schijnwerper. Met mijn linkerhand trek ik met moeite één voor één mijn vingers los totdat de schijnwerper eruit valt. Het uitladen valt me dan ook zwaar. Het sjouwen gaat wel, ook al doet dat pijn in mijn rug en schouders, maar alle kleinere werkjes zijn opeens struikelblokken. Ik kan de brandstoftank niet afkoppelen, krijg mijn reddingsvest niet uit en kan de boot niet vastbinden. Ik sta te trillen als een blad en mijn vingers gehoorzamen me niet meer. Met hulp van Roo krijg ik het uiteindelijk voor elkaar en ik kruip gauw in de auto en zet de blower op vol. Heel langzaam beginnen mijn vingers wat te tintelen en beginnen pijn te doen. Als we bij de garage komen doen ze pijn en zijn nog lang niet de oude, maar kan ik ze in ieder geval weer gebruiken. We ruimen gauw op, ik breng Roo weer naar huis en hij vraagt me de volgende dag te komen om hem te helpen met zijn bagage. Ik geloof dat ik een beetje makkelijk voor alles wordt ingezet en daar baal ik van, maar aan de andere kant is het voor mij een kleine moeite en zou het voor hem flink sjouwen zijn, dus stem ik natuurlijk in.
Nu gauw naar huis, een hete douche en naar bed.

Donderdag heb ik geen specifieke dingen gepland. Ik voel me niet echt top, maar ook niet zo slecht om thuis te blijven. Ik lijk echter niet te kunnen beslissen wat ik zal gaan doen. Alles wat ik had gepland blijkt dicht te zitten. Het is ook een gekke periode; het echte toeristenseizoen loopt af, maar de scholen en universiteit is nog niet open. Als universiteitsstadje heeft Bø veel studenten activiteiten en faciliteiten, maar die zijn allemaal nog dicht. Uiteindelijk besluit ik naar Seljord te gaan, een stadje in het westen wat volgens Roo en de reisgids leuk moet zijn. Ik ga eerst even langs de winkels, waar ik helaas geen geld kan pinnen. Waarom is me een raadsel en ik laat een Noorse naar de bank bellen, maar die kunnen we alleen geruststellen dat er niets is afgeschreven en raden me aan het ergens anders opnieuw te proberen. Voorlopig heb ik nog wel genoeg, dus ik rijd naar Seljord.

Het blijkt wat verder te zijn dan ik dacht, maar de weg erheen is mooi en rijdt makkelijk. De weg slingert tussen de bergen en het meer en geeft een schitterende indruk over het langwerpige afwisselende meer.

Seljord zelf valt helaas wat tegen. Het heeft geen stadscentrum, gewoon één doorgaande weg met wat winkels eraan en ik zie geen leuk plekje om wat te drinken ofzo. Ik rijd een rondje en ga dan richting het meer. Ik bereik het via een camping, vast niet de officiele manier, maar het werkt wel. Dit is wel een bijzonder meer. In Noorwegen hebben ze niet alleen trollen, maar ze hebben ook hun eigen watermonster. Een soort Noorse versie van Loch Ness. Dat watermonster heet Selma en woont hier in het meer van Seljord. Selma zou niet aggressief zijn, alleen angstaanjagend. Lijkend op een slang of aal en een paard-achtig hoofd. Ze wordt elk jaar wel eens gespot en er zijn verschillende teams die haar proberen te vangen met behulp van vallen, echosonars, hydrophones, etc.. Daarnaast spelen de Noren natuurlijk ook in op het toersime en dus is er in Seljord een “Sea serpent inn”, “Sea serpent camping”, een “Sea serpent tunnel”, een Sea serpent dittes en dattes. Ze organiseren zelfs Selma-safari’s waarbij je met een bootje het meer op kan op zoek naar Selma. Erg komisch, maar het enige wat ik zie zijn zwanen, eenden en wat andere watervogels.

Na een wandelingetje langs de kust, aanvaard ik weer de terugweg. Onderweg zie ik een bordje met “Galleri/Kafe”. Dat klinkt wel leuk en ik ben toch nog te vroeg voor mijn afspraak om Roo te helpen, dus ik stop. Ik neus in het gallerie-tje rond, waar verschillende artiesten hun moois hebben uitgestald. Uiteenlopende stijlen en voorwerpen en er zitten veel mooie of leuke dingen tussen. Er staan onder andere een aantal leuke vogelhuisjes tussen, zoals deze:

In verband met de prijzen koop ik niets, maar kijk gewoon lekker rond en loop daarna het café gedeelte binnen. Ik vraag om een capucchino, maar dat blijken ze niet te hebben. Ze hebben wel gewone koffie zegt ze, nou prima, gewone koffie dan. Ze leidt me de keuken in en wijst tot mijn verbijstering naar een thermoskan en zegt; daar is de koffie, pak maar. Ik herstel me en schenk een kop koffie in. Met koffie, melk en ‘extra gezonde suiker’ volgens de eigenaresse en een stuk zelf gemaakte taart, ga ik naar buiten waar ik kon zitten volgens de instructies. Ik zit gewoon in een achtertuin waar één tafel en wat stoeltjes staan en een vijvertje is. Een Noors gezin met 3 kinderen zitten op het gras. Ik ga aan het tafeltje zitten en verbaas me over de hele gang van zaken. Maar ach, de zon schijnt en ik geniet van de koffie en taart. Ik krijg een smsje van Roo of ik eerder kan komen, dus ik breng het kopje en schoteltje naar de keuken, reken af en rijd terug naar Bø.

Ik help Roo met zijn bagage. We slaan een deel op in de garage en de rest breng ik samen met Roo naar het station, waar hij de reis aanvaardt naar Oxford.

Ik rijd naar huis en heb een rustig avondje, met wat tv, een ontmoeting met een Chinese student die net is aangekomen, wat chatten en een lang gesprek met Tanya. Ze heeft een dipje, wat niet verwonderlijk is. Met 3 verschillende baantjes om haar hoofd boven water te houden, werkt ze hele dagen en regelmatig zelfs van ’s morgens 9 tot middernacht. Ze verlangt aan de ene kant naar huis, maar aan de andere kant stoten de corruptie, armoede en agressiviteit in die landen haar af. We praten over de culturele verschillen, toekomstkansen, religie, etc..
Ik ga op tijd naar bed, want ik heb het plan opgevat om vrijdag naar de bergen te rijden en daar de Gaustatoppen en Rjukan te verkennen!
Vrijdag sta ik wat later op dan ik had gewild, maar ik heb besloten mezelf niet op te jagen en het lekker op mijn eigen tempo te doen. Met dat voornemen, maar tevens met een lijst aan dingen die ik wil zien en doen, besluit ik me voor te bereiden om te overnachten in Rjukan. Gelukkig is dat met zo’n grote auto erg makkelijk; ik neem gewoon mijn dekbed en kussen en wat dekens mee om op te slapen, wat extra kleren en een tandenborstel. Verder natuurlijk mijn reisgids, kaart en adressen waar ik heen wil.

De autoreis duurt zo’n anderhalf uur en leidt me de bergen in. Langzaam verandert het landschap. De loofbomen worden steeds meer vervangen door naaldbomen, er komen meer rotsen en de lucht wordt kouder. Ik stop af en toe om de veranderingen echt te ervaren en niet alleen van achter glas te zien.

Ik heb mijn navigatie ingesteld op het toeristenkantoor in Rjukan, maar voordat ik Rjukan bereik kom ik langs de parkeerplaats waar de route naar Gaustatoppen begint. De Gaustatoppen is de hoogste berg in Telemark (1883m) en vanaf de top kan je op een heldere dag ongeveer 60.000km2 overzien. Daarmee is het het beste uitzichtpunt van heel Noorwegen. Ik stop op de parkeerplaats (op zo’n 1180m) en kan het toch niet helemaal weerstaan. Mijn plan was om eerst naar Rjukan te gaan, naar het toeristenkantoor, de beroemde waterval Rjukanfossen, met de kabelbaan Krossobanen omhoog en langs het Tinn museum. Dan overnachten in Rjukan en ’s morgens de wandeling naar de Gaustatoppen maken. De weersvoorspelling was dan ook beter en ik zou op tijd terug zijn in Bø. Echter, ondanks alle goede plannen, wilde ik doodgewoon naar boven. Ik stond onderaan de berg, zag het ijs boven me glinsteren en was nieuwsgierig naar de wereld daarboven. Dus zette ik mijn plannen aan de kant en begon de klim. Het eerste gedeelte is goed te doen, wel rotsig, dus geconcentreerd lopen, maar het is nog niet erg steil. Er lopen hier en daar wat schapen met de karakteristieke bellen om hun nek. Er lopen bergstroompjes langs het pad en ik zie het water van de rotsen naar beneden komen. Ik heb altijd het meeste moeite met het begin van een klim. Mijn spieren zijn nog koud en in dit geval ook nog pijnlijk van de dagen ervoor, ik wil altijd te snel starten en doordat dat bij een klim niet gaat is het al snel vermoeiend en frustrerend. Ondanks dat ik dat wel weet, doe ik het toch elke keer. Ik loop daar ook deze keer tegen aan en terwijl mijn tempo terug zakt, loopt een andere eenzame wandelaar op me in. Als hij bijna op gelijke hoogte is, spreekt hij me in het Noors aan. Ik leg uit geen Noors te kunnen en in netjes Engels vraagt hij me of ik denk dat we zon zullen hebben aan de top. Ik zeg dat ik dat wel hoop, maar dat de voorspellingen niet zo goed zijn. We raken in gesprek en ik schroef mijn tempo weer op om hem bij te houden. De klim wordt zwaarder. Er zitten steile stukken in en de rotsen en stenen zijn glad van de regen. Het is op veel plaatsen ook niet echt een pad zoals we in Nederland en Duitsland gewend zijn. Het is weliswaar een gemarkeerde route, maar dat betekent gewoon dat er met verf T’s zijn gespoten op de rotsen.

Ondertussen verandert het landschap hier verder. We komen boven de boomgrens en er zijn alleen nog wat lage planten, gras en mos. De vergezichten zijn indrukwekkend.

De gehele klim duurt ruim 2 uur, waarbij we verticaal ruim 700m klimmen. Hier is het landschap ongelooflijk. De planten en gras zijn nu ook verdwenen. Er is hier alleen rotsen en steen met hier en daar een toefje sneeuw en ijs. Het lijkt wel een soort maanlandschap.

Op de top is een cafeetje waar we in gaan, nadat we ons natuurlijk hebben vergaapt aan het uitzicht. We moeten onze schoenen uittrekken en op onze sokken mogen we naar binnen. We nemen wat te drinken en wafels en ploffen neer aan een tafeltje bij het raam. We kletsen nu makkelijker, zonder ons te hoeven concentreren op het klimmen. Hij blijkt aan de diergeneeskundige faculteit in Oslo te werken. Ongelooflijk, ik lijk toch overal dierenartsen te ontmoeten! Hij geeft me zijn telefoon nummer en email en ik beloof hem te contacteren als ik naar Oslo ga.Nadat ik alle foto’s binnen heb bekeken en mijn naam en nationaliteit in het gastenboek heb geschreven, aanvaarden we de terugweg. Dit gaat vlotter, ook al is dalen ook inspannend, het gaat toch makkelijker dan het klimmen. Onderweg komen we een aantal mensen die dit rennend doen. Niet echt rennend zoals op vlakke grond, maar toch in hoog tempo. Ze zijn duidelijk geoefend en erg geconcentreerd.

Op de volgende foto zie je ook een hoopje stenen. Voordat dit pad gemarkeerd werd met rode verf, gebruikten de Noren al sinds de Vikingentijd deze hoopjes stenen. Elke reiziger die over de route kwam, pakte een steen en legde die op de hoop erbij. Zo bleef de bewegwijzering in stand en groeide hij ook op drukkere routes. Het wordt nu nog steeds door toeristen trouw gedaan.


Beneden aangekomen ben ik toch wel moe. Zo’n 4 uur klimmen en dalen en in totaal 5 uur op de berg zijn, is wel inspannend. Ik rijd het laatste stuk naar Rjukan. Het is nu al na 5en, dus het heeft geen zin meer om naar het toeristenkantoor of één van de andere bezienswaardigheden te gaan. Ik rijd wel langs de waterval, maar maak niet de wandeling er langs zoals ik had gepland. Daarna rijd ik Rjukan in en kom langs een park en stop daar om even te relaxen. Daarna ga ik te voet Rjukan in. Het heeft een leuk klein centrum waar ik wat doorheen slenter, voordat ik de ‘mini-bank’ opzoek, oftewel de pin automaat. Maar tot mijn schrik weigert deze mini-bank me geld te geven! Iets van “Operator is not available. Please try again later.” verschijnt op het scherm. Ik ziet echter verschillende Noorse mensen zonder problemen pinnen, dus het ligt aan mijn Postbank pas. Ik ga wat winkels af om daar te proberen te pinnen of wat anders te regelen, maar ik krijg niets voor elkaar. Smsjes naar Nederland wijzen uit dat er niets mis zou moeten zijn met Postbank of met mijn rekening. Ik heb nog maar 165 NOK, heb honger, moet eigenlijk binnenkort tanken en wilde vanavond naar de bios gaan. Ships, dat gaat dus allemaal niet werken. Ik baal als een stekker en ben even besluiteloos, maar als het dan ook gaat regenen, stap ik in de auto en ga toch maar terug naar Bø. Balen, maar het is niet anders... En zonder eten of geld hier blijven overnachten heeft weinig zin. De bank is morgen ook dicht, dus ik heb weinig andere opties. Ik maak mijn laatste 165 NOK op aan benzine en een pizza punt en rijd terug. De navigatie geeft om één of andere reden een andere route aan. Ik begrijp het niet, maar klaag al zeker niet, want deze route gaat langs Tinsjø. Één van de mooiste meren in Noorwegen. Het is dan ook schitterend. De weg slingert langs het langwerpige meer en de zon zakt achter de bergen. Het geeft een schitterend effect. Als daarna de volle maan verschijnt, verdwijnt mijn laatste frustratie ook.
Zaterdag begin ik de dag met een bezoekje aan de bank in Bø. Ik hoop dat hij open is, want Tanya dacht dat dat wel het geval zou zijn, maar helaas blijkt hij dicht te zijn. Toch besluit ik de mini-bank nog maar eens te proberen en tot mijn verbazing en opluchting blijkt het opeens weer goed te gaan en krijg ik netjes het geld eruit! Pffft, wat een opluchting!Ik ga gelijk ook naar de supermarkt en koop eten voor het weekend en loop ook nog even langs de kledingwinkels daar. Oeps, niet veel later ben ik bijna 500 NOK lichter. ’s Middags is Tanya terug met twee vrienden. Allan uit Noorwegen en Lena uit Ukraïne. Mike uit Zweden en Karungi uit Oeganda. Met dit internationale groepje kletsen we en Tanya maakt de traditionele soep ‘borsj’ voor ons warm. Het is erg lekker en we hebben het gezellig. Na de ‘borsj’ en het dessert met ijs, maken we ons klaar voor een rondtochtje. We gaan eerst naar de waterval die ik al eerder heb verkend. Het blijft indrukwekkend en mooi en het is leuk om dit samen te verkennen.

(v.l.n.r.: Lena, Tanya, ik, Mike en Allan)

Daarna rijden we iets verder de heuvel op, parkeren en wandelen verder naar “Bryggefjell”. We komen na een aantal kilometer op een hoge rots uit die uitzicht geeft over het volledige dal. Het is adembenemend. We maken foto’s, zoeken alle bekende plekken op en wijzen die elkaar aan en proberen de rivier met onze ogen te volgen. We zitten op de rand van de rots terwijl de zon zakt en praten totdat we het te koud krijgen.


(v.l.n.r.: Mike, Tanya, ik en Allan)


Dan wandelen we terug, zetten Mike af bij het studentenhuis en gaan zelf nog even Bø in. Tanya laat de universiteit en Gullbring, hét studentencentrum met zwembad, sportfaciliteiten, café, bioscoop, etc. zien en daarna brengen we een bezoekje aan de oude (uit 1200-ergens) en nieuwe kerk (uit 1874) van Bø. Tegen die tijd is het donker en gaan we naar huis, waar Tanya opnieuw de Oost Europese gastvrijheid ten toon spreidt. Thee en koffie komen op tafel, maar ook broodjes, kaas, vlees, jam, koekjes, honing en meer... Een andere Noorse kennis, Sigurd, komt er bij zitten en we hebben een erg gezellige avond.

Zondag ontbijten we samen. Allan is naar huis, maar in zijn plaats zijn er twee nieuwe vrienden gearriveerd. De Ukraïnse Lilia en haar kersverse Noorse echtgenoot Eivind. Na opnieuw een uitgebreide maaltijd maken we ons klaar om naar Bø Sommarland te gaan. Dit is een groot waterpark en vrij bekend. Ik was niet echt van plan er heen te gaan en zeker niet met het matige zomerweer wat we nu hebben, maar Tanya werkt daar en heeft vrijkaartjes. Als echte Hollander ga je natuurlijk als het gratis is en verder gaan we met een groep en is het gewoon erg gezellig! We rijden er heen en ze zijn allemaal benieuwd wat ik in Noorwegen doe. Alles wat ik uitleg roept meer vragen op. Biologische vragen, maar zelfs religieuze vragen komen aan bod. Aan de hand van het chippen van de bevers, leer ik zelfs wat ‘the mark of the beast’ is en we discussieren over de interpretatie daarvan. Absoluut interessant, hoewel ik wel duidelijk een beetje apart ben aangezien de rest allemaal echt religieus is. Één van de eerste vragen is of ik denk dat mensen familie zijn van dieren en of ik denk dat we geëvolueerd zijn uit dieren. Ohoh, dit is wel glad ijs... Maar ach, ik schaam me er zeker niet voor, dus antwoord “Yes, I do! Ohhoh, wrong answer, right?! ;)”. Het levert een interessante discussie op en iedereen laat me in mijn waarde, dus ik voel me weer wat meer op mijn gemak.

We komen aan bij het park en het logo van het park is een bever. Acuut allerlei geintjes natuurlijk over ‘mijn’ bevers en ik moet absoluut op de foto met het logo. De sfeer is ontspannen en we lopen relaxed het park in. (v.l.n.r.: Tanya, ik, Sigurd, Eivind en Lilia)

(en ik 'vang' zogenaamd de bever van Sommarland)

Het is niet erg warm vandaag en het is compleet bewolkt. Met een shirt, jack en spijkerbroek aan heb ik het al koud, dus in bikini is het echt fris! Met handdoeken om ons heen geslagen lopen we het park in. We laten de handdoeken op een strandstoel achter en rennen als kinderen naar de eerste glijbaan. Ik stap het water in en ieeeks... dat is koud! En ik maar denken dat ze dat water wel goed zouden verwarmen... Niet dus, het is wel wat verwarmd denk ik, maar meer dan 15 graden zal het wel niet zijn. Nou ja, tanden op elkaar en gewoon gaan. De glijbanen zijn geweldig en sommige zijn ware achtbanen. Glijbanen met een vrije val, met trechters, met of zonder bootjes, gedeeltes overdekt, onverwachte bochten, surfen op een opgewekte golf, etc.. We proberen van alles en spelen als kinderen in het water. Tanya wordt steeds enthousiaster en blijft van glijbaan naar glijbaan rennen. Ze wil absoluut een foto van ons beiden in één van de glijbanen, dus die laten we inderdaad maken.

Ondanks Tanya’s tomeloze enthousiasme, krijgen Lilia, Eivind en ik het toch wel erg koud. Eivind gaat terug naar de auto om wat spullen te halen en krijgt dan een stempel van een bever op zijn hand als bewijs van betaling zodat hij weer naar binnen kan komen. Dat is natuurlijk aanleiding tot grote hilariteit en geplaag van mijn kant over ‘the mark of the beast’. Ondanks Tanya’s protesten en pogingen om ons toch nog een glijbaan of treintje in te krijgen, besluiten we ons rond half 2 aan te kleden en het voor gezien te houden. Tanya en ik poseren nog even met haar nieuw gekochte zonnen-kussen en dan vertrekken we.
We rijden terug naar Bø, waar ik me even douche, een kop thee neem en me omkleed, voordat ik naar de universiteit ga. De colleges starten officieel vanaf maandag en vandaag zijn er wat introductie activiteiten. Ik ga naar de bijeenkomst voor internationale studenten. Met koffie en wafels zitten we in de kantine en stellen ons allemaal even voor. Er zijn studenten van alle uithoeken van de wereld; USA, Tailand, Korea, China, Australië, Rusland, Ukraïne, Letland, Polen, Tsjechië, Duitsland, Italië, Spanje, Frankrijk, Denemarken, Wales en er zijn ook twee Nederlandse meisjes. Ze volgen allemaal één of meerdere semesters hier en ik ben een uitzondering aangezien ik geen colleges volg. Ik probeer in alle talen uit te leggen wat een stage is, maar dat gaat moeizaam. Alleen de studenten uit de USA en Wales begrijpen het woord ‘internship’. Voor alle anderen probeer ik het met het Duitse en Spaanse woord en het merendeel lijkt dan een idee te hebben wat ik doe. We worden voorgesteld aan wat leraren, mensen van de administratie, van de Erasmus en zelfs een priester en krijgen informatie over het programma van komende week. Ik schrijf alles op en pik de activiteiten eruit die voor mij waardevol kunnen zijn.

Daarna krijgen we een tour door Bø met alle plekken die belangrijk kunnen zijn. De universiteit, de sportvelden, het culturele centrum Gullbring, de winkels, de banken, het postkantoor, de politie, het medisch centrum, etc.. Ik ken bijna alles al, dus het is niet erg nuttig, maar de zon schijnt nu en we hebben een gezellige wandeling terwijl ik verschillende studenten beter leer kennen. We eindigen bij een restaurant waar we met zijn allen pizza eten. Ik zit aan tafel met de Nederlandse meisjes, één Noor, twee Spaansen, een meisje uit Wales en een jongen uit de USA. We praten over allerlei culturele verschillen en overeenkomsten; rechtssystemen, educatie, het koningshuis, culinaire gewoontes, valuta en meet eenheden, maar komen dan onvermijdelijk ook bij de natuur uit. Natuurlijk komen we ook op bevers, maar daarnaast ook op herten soorten. Ik noem de verwarring rond de termen ‘moose/elk/red deer’. Ze kijken me allemaal verbaasd aan, dus dat moet ik uitleggen. Toen de Angelsaksen (Germaanse stammen) zich in Engeland vestigden kenden ze zowel de ‘Alces alces’ (eland) en de ‘Cervus elaphus’ (edelhert). Deze soorten waren ook aanwezig in Engeland en kregen de benamingen ‘elk’ voor de eland en ‘red deer’ voor het edelhert. De eland stierf uit in Engeland en een paar honderd jaar later gebeurde hetzelfde met het edelhert. Toch bleven de namen in gebruik, omdat ze de soorten kenden van het vasteland, echter ze werden steeds meer door elkaar gebruikt en werden allebei benamingen voor grote herten. Toen Engelsen naar het nieuw ontdekte Noord-Amerika trokken vonden ze daar opnieuw elanden en edelherten. Maar aangezien ze allebei niet echt een rode kleur hadden, was ‘red deer’ niet toepasselijk. Ze noemden de meest voorkomende soort, het edelhert, ‘elk’ en gebruikten het locale woord ‘moose’ voor elanden. Vandaar dat de Amerikaanse ‘elk’ dus een edelhert is en een Britse ‘elk’ een eland!! Ik vind het een erg interessant verhaal en de meiden uit Spanje en Wales en de jongen uit de USA delen dat blijkbaar. We discussieren verder waarbij ook de ‘caribou’ (zelfde als ‘reindeer’, die zo heten omdat het de enige hertensoort is die bereden wordt en dus teugels (‘reins’) draagt), roe deer (ree), sika deer (sika hert) en fallow deer (damhert) aan bod komen. Inclusief spaanse en nederlandse benamingen. De Nederlanders luisteren met groeiende verbazing naar onze gesprekken. Volgens hun eigen zeggen, moeten ze echt dronken zijn om met ons mee te kunnen praten. Ze zijn vooral geinteresseerd in het eten, de uitgaansmogelijkheden en maken zich zorgen over de wandeltocht die we donderdag zullen maken, die hoogstens een half uurtje duurt!! We passen het gespreksonderwerp aan, zodat zij ook mee kunnen praten en we kletsen tot een uur of 8, waarna we allemaal onze eigen weg gaan.

Komende week zal weer heel anders worden met verschillende studenten activiteiten, meer literatuur werk en kennismaken met Frode die over de hormonen gaat en Mona die over de genetica gaat.

dinsdag 12 augustus 2008

Twee keer een primeur, een hoogtepunt record, een dieptepunt record en een jetlag!

Dit bericht gaat voornamelijk over veldwerk, heel veel veldwerk. Roo vertrekt donderdag alweer voor 10 dagen naar Oxford, dus de dagen dat hij nog hier is willen we optimaal benutten om zoveel mogelijk data te verzamelen. Dat betekent dat we er elke nacht op uit gaan.

Zondag avond gaan we naar Lunde. Een nieuw gebied voor mij. Lunde ligt ten zuiden van Bø en de hoofdrivier bij Lunde maakt deel uit van het beroemde Telemark kanaal. Dit kanaal van 105km lang verbindt de Noordzee via Skien met Drammen in het westen en Notodden in het noorden. Er wordt een hoogteverschil van 72 meter overbrugt wat met hulp van 18 sluizen gebeurd. 500 man hebben er 5 jaar aan gewerkt om dit kanaal uit de rotsen te houwen. Het kanaal wordt beschreven als het 'achtste wereldwonder'.De voorbereiding gaat steeds vlotter. Ik begin redelijk geroutineerd te raken en in minder dan 25min hebben we alle benodigdheden aangevuld, de auto volgeladen en de aanhanger met boot achter de auto hangen. We zijn netjes op tijd in Lunde en laten de boot in het water en laden hem vol. Frank en Bjørnar komen ook en doen hetzelfde. We vertrekken en ik bestuur de boot. Dit is een andere boot dan eerst, dus ik moet even wennen, maar het gaat goed.
Het is vannacht helderder, maar daardoor ook kouder. Frank en Bjørnar vangen al snel de eerste bever en Roo en ik gaan aan de slag. Ze houden ons weer lekker bezig en we vangen deze nacht in totaal 8 bevers! Roo en ik werken wel steeds efficienter, ik neem steeds meer werk over en kan ook meten e.d. terwijl ik de bever vasthoud. Het maakt het wel inspannender voor mij, want ik moet heel geconcentreerd werken en verschillende dingen tegelijk doen in de meest onmogelijke houdingen. De hoogtepunten vind ik het loslaten van de bevers. Vooral de kleintjes, die ik uit de zak kan tillen en nog even kan aaien en bekijken voordat ik ze voorzichtig aan de waterkant zet. De volwassen dieren zijn soms nog wel wat agressief en ze lijken ook wat angstiger. De kleintjes lijken meer verbaasd en sommigen blijven nog even naar me zitten kijken als ik ze al los heb gelaten.
Eerder kon ik wat uitrusten tijdens het varen van de ene naar de andere plek, maar nu vaar ik zelf en dat is hier toch een stuk minder relaxed. Het is een voor mij totaal onbekend gebied, er is dikke mist komen opzetten, er zijn regelmatig ondiepe stukken met veel waterplanten om in vast te komen zitten en hier en daar zelfs rotsen en takken onder water. We hebben constant haast omdat Frank dan alweer nieuwe bevers heeft klaar zitten en we willen ze zo kort mogelijk in de zak hebben. Ik probeer dus zo snel mogelijk en tegelijk zo voorzichtig mogelijk te varen. Roo geeft niet veel instructies, maar ik merk dat hij nerveus wordt van mijn wat onzekere vaarstijl. Ik zit ondertussen ook redelijk verkrampt aan het roer en voel me alsof ik in een onbekende pikdonkere porseleinwinkel loop waar elk foutje een hoop schade geeft.
Als we een baai in varen om een jonge bever daar los te laten, zie ik opeens een andere bever. Ik attendeer Roo en hij wil er op af! Hij mist duidelijk het vangen, de opwinding en spanning, in tegen stelling tot het wat gewonere werk van het meten en monsteren. Hij grijpt het vangnet en ik vaar de baai in. Echter, het is hier erg ondiep en de motor grijpt in de modder. Ik weet dat ik de motor nu omhoog moet kantelen. Ik zoek gehaast naar de hendel, die ik in de haast natuurlijk niet gelijk vind. Ik klap de hendel om en trekt aan de motor. Geen beweging. Ik probeer het nog eens, maar weer niets. Zou de hendel toch niet goed staan of moet ik meer kracht zetten? Ik controleer de hendel nog eens en probeer het opnieuw. Weer geen beweging. Het duurt veel te lang en Roo springt het water in en waadt door het water en de modder in de richting van de bever. Ik geeft mijn pogingen op en probeer Roo met schijnwerpers en aanwijzingen te helpen, want ik zie beter in het donker dan hij. Ik zie een tweede bever. Roo is te traag voor de bevers, zeker in de modder die hem erg afremt. Na verschillende pogingen zijn we beide bevers kwijt en komt Roo teleurgesteld terug naar de boot. Ik richt mijn aandacht weer op de motor. Doordat Roo nu bevestigt dat de hendels goed staan, durf ik meer kracht te zetten en heel langzaam beweegt de motor omhoog. Deze motor is al zwaarder dan de vorige die ik heb gevaren en nu zit hij vast in de modder en waterplanten, wat het erg zwaar maakt om hem eruit te krijgen. Maar het lukt me, ik maak de motor waterplant-vrij en manouvreer ons de baai weer uit.
De rest van de nacht krijgen we geen kansen meer om wat te vangen en zijn vooral bezig met meten, monsteren en merken. Rond half 5 keren we terug naar de pier. Frank en Bjørnar moeten overdag weer naar de uni, dus ietsje eerder terug is wel verstandig. Verder zien we steeds minder door de dikke mist.

Rond 7 uur rol ik mn bedje in. Ik ben helemaal op. Ik val snel in slaap, maar een paar uurtjes later wordt er al op mijn deur geklopt. Slaapdronken stommel in uit mn bed en open de deur. Het is Nargiza. Alina, Nargiza en haar vader gaan vandaag terug naar huis. Nagiza en Alina voor een paar weekjes, haar vader definitief. Ze moeten naar het treinstation, maar met alle bagage zou dat een gesjouw van zeker een half uur zijn. Met de auto is het nog geen 5 minuten, dus ze hopen op een lift. Ik kleed me snel aan, sjouw de bagage naar beneden, laadt de auto in en breng ze naar het station. Na alle goede wensen en uitzwaaien ga ik weer naar huis. Ik probeer te studeren en zoek de literatuur bij elkaar die ik wil gebruiken voor de introductie van mijn verslag. Ik heb nu een doffe hoofdpijn en overal spierpijn. De kou van gisternacht, het verkrampte zitten in de boot, de moeilijke houdingen tijdens het vasthouden van de bevers, het zitten op stenen en hardhouten pieren en het sjouwen met accu’s, brandstoftanken, etc. eist zijn tol. Ik heb bloeduitstortingen op beide knieen, rugpijn in mijn onderrug en voel de spieren in mijn nek, schouders en benen. Het studeren gaat zo niet, dus ik duik toch nog even mijn bed in.

Wel op tijd weer eruit, want ik moet en zal een werkende telefoonkaart bemachtigen vandaag. Het is een verhaal op zich, want hier ben ik ondertussen al een week mee bezig. Vorige maandag heb ik een sim kaart gekocht. Thuis bleek ik een Noors ‘socal security number’ nodig te hebben om hem te activeren. Dus dinsdag weer terug naar de winkel. Die begrepen me niet en na wat bellen met de fabrikant meldden ze me dat ik een fax moet sturen met mijn gegevens. Uitleg dat ik niet met een fax onder mijn arm naar Noorwegen reis haalt niets uit. Ik ga geirriteerd naar huis en mail de fabrikant. Die reageert dat ik mijn paspoort moet scannen. Pfft, ook een scanner heb ik natuurlijk niet. Maar ik maak een foto van mijn paspoort en mail die. Twee dagen later krijg ik bericht dat ze een nummer missen op het formulier dat ik heb ingevuld. Hier snap ik niets van en dat mail ik ze ook. Ik heb helemaal geen formulier ingevuld of verstuurd. De fabrikant mailt dat ik naar de winkel terug moet en dat zij dat nummer moeten hebben. Ik ben het eigenlijk wel zat nu.
Dus een week later, opnieuw maandag, ga ik naar een andere winkel. Heel simpel stel ik dat ik buitenlands ben en een goedkope Noorse sim kaart wil waarmee ik vandaag nog kan bellen. Het blijkt geen probleem en na wat formulieren en handtekeningen heb ik een werkende Noorse sim!! Zie je wel, het kan wel!! Als ik op het formulier kijk wat ze hebben ingevuld met hulp van mijn paspoort zie ik dat ik nu ben omgedoopt tot “Judith Hovelaken”, maar ach als ik dan kan bellen en bereikbaar ben, vind ik het prima. Maar nu heb ik twee Noorse simmetjes en daar heb ik niets aan, dus ik ga terug naar de eerste winkel. Daar leg ik zo duidelijk mogelijk in simpele, korte Engelse zinnen uit dat ik ontevreden ben, niets met deze kaart kan en dat ik mijn geld terug wil. In opperste verbazing kijkt de vrouw achter de kassa me met grote ogen aan. Ze zegt niets en pakt geld uit de la en geeft dat aan me zonder haar ogen van me af te halen. Ik bedank en zeg gedag en nog steeds geen reactie. Nou ja, ik heb wat ik wil en ga weg.

Thuis plof ik bij Tanya aan tafel. We kletsen en ze geeft me typisch Ukrains eten. Alina heeft het gemaakt voordat ze weg ging en heeft geen kans meer gehad om het te eten, dus ik mag het hebben. Het is rijst met vlees en kruiden gewikkeld in koolbladeren met daarover room en tomatensaus. Het is erg lekker!
Tanya moet op tijd weer naar haar werk en ik maak me klaar voor veldwerk in Patmos! Ik probeer me voor te bereiden op de kou en draag ondertussen: 2 shirts, 1 trui, een legging, spijkerbroek, dikke sokken, daarover ski-sokken, een jas, baggerlaarzen en een reddingsvest. Op mijn hoofd heb ik een pet en een hoofdlamp. Net een michelin mannetje, maar nog steeds heb ik het niet echt warm.
Bij de garage is Roo er al en heeft al wat voorbereidingen gedaan. In minder dan een kwartier zijn we klaar voor vertrek. Patmos ligt in het noorden en we rijden naar Akkerhaugen en varen vanaf daar naar het noorden.
Ik ben al moe als we beginnen, maar laat me niet kennen. Ik vaar en het gaat redelijk, ook al voel ik me er nog erg onzeker in. Bjørnar en Frank zijn in een goede bui en zijn weer aan het geinen. Bjørnar staat voorin de boot en beweegt zijn gewicht van links naar rechts zodat de boot vervaarlijk heen en weer schommelt. Frank scheldt hem in het Noors uit en Bjørnar plaagt hem.
(Frank achterin zittend en Bjørnar voorin)
Nu het nog licht is, zijn er nog niet veel bevers en de bevers kunnen ons nu ook nog goed zien, dus zijn ze moeilijker te vangen. We varen langzaam langs de kant en opeens zien we een rimpeling in het water en spot Roo de bever. Hij grijpt het vangnet en ik vaar in de richting van de bever. Hij duikt en ik zie hem niet meer. Op aanwijzingen van Roo probeer ik hem te volgen, maar we raken hem kwijt. Volgens Roo ging ik te hard. Na even zoeken vinden we hem terug. Ik draai de boot en manouvreer opnieuw naar de bever toe. Ik twijfel; je moet snel zijn om ze te vangen, maar vorige keer was ik dus te snel. We gaan richting de ondiepe waterkant en daar moet ik altijd voorzichtig en langzaam in. Snel of langzaam? Ik weet het niet en vaar half kracht naar de bever aan de kant. De bever dreigt te ontsnappen, maar draait dan en probeert langs ons heen te glippen. Roo springt en zet het net snel over de bever heen. Yes!! Gevangen! Ik roep Frank en Bjørnar en zij feliciteren me met mijn eerste bever-vangst. Ik voel me best een beetje trots dat we een bever hebben gevangen terwijl ik pas voor de derde keer een boot bestuurd. Dit wordt echter snel getemperd door Roo’s opmerkingen dat ik te langzaam was en dat we de bever vooral konden vangen omdat hij zo dom was terug te draaien. Tja... Het kan ook niet gelijk perfect zijn denk ik maar en toch heb ik een primeurtje binnen!!
Ik doop dit jonge bevervrouwtje “Coco” naar Corien en we maken een filmpje als ik haar loslaat.

Na het merken en monsteren gaan we verder en al snel dient een tweede primeur zich aan. Frank geeft lichtsignalen met zijn schijnwerper, die meestal betekenen dat we sne moeten komen omdat ze en bever hebben. Ik vaar snel naar ze toe, maar in plaats van een bever hebben ze een eland in hun schijnwerper!! Ze vragen of ik eerder een eland heb gezien en als ik ontkennend antwoord is Frank duidelijk in zijn nopjes dat hij me dit kan laten zien. Het is een indrukwekkend mannetje met een groot gewei. Hij kijkt ons aan en Bjørnar probeert eland geluiden te imiteren om hem daarmee te lokken. De eland vertrouwt het toch niet helemaal en gaat op een sukkeldrafje terug naar de bosrand. Bjørnar verandert de geluiden nu in imitaties van een jachtgeweer. Frank en ik volgen de eland ondertussen met onze schijnwerpers en ik leen Roo’s verrekijker om hem beter te zien. Gaaf, zo indrukwekkend.
De rest van de nacht wordt keihard werk. Frank en Bjørnar zijn enthousiast en vangen de ene bever na de andere. Het is weer vrij koud vannacht, maar gelukkig overwegend droog. We vangen in totaal 11 bevers! Een absoluut record!! Het oude record stond op 9 bevers in één nacht. We werken keihard door. Als we Frank en Bjørnar weer ontmoeten om twee bevers over te nemen, verbaas ik me weer over hun enthousiasme en gedrevenheid. Elke keer als we ze zien vertelt Bjørnar ons enthousiast wat de tussenstand is (aan het eind is dat 31 bevers in 4 nachten!). Bjørnar grapt dat we moeten opschieten, want dat ze over 10 minuten weer terug zijn met nog 2 bevers. Ik lach erom en acuut reageert Frank `Yeaaah, Noelle is laughing!! Great!! That´s the spirit! Keep it up, guys! This is just great! Imagine all the data we have collected now! Keep up the good work!` De laatste woorden schreeuwt hij ons toe als we al weg varen. Met een glimlach op mijn gezicht begin ik met de volgende bevers.
Als het weer licht wordt, begint de tijd te dringen. De auto is om half 7 door iemand anders gereserveerd, dus dan moeten we terug zijn, hebben uitgeladen en de auto hebben schoongemaakt. We hebben nog één bever te gaan en het is half 5. We haasten ons en als we bijna klaar zijn, smst Frank dat ze nog een bever hebben. Ohoh, dat gaat niet meer lukken. We smsen dat zij er maar vast een proximity logger in moeten zetten en dat wij echt geen tijd hebben. We schieten op en varen richting de pier. Halverwege komen we Frank en Bjørnar tegen en Frank weet ons toch te overtuigen snelsnel te helpen met meten en monsteren. Met 4 man is het snel gedaan en 10 minuten later gaan we verder. We varen nu full speed, maar dan zie ik toch weer een bever. Ik rem af en draai in de richting en zie gelijk nog 2 bevers. We hebben hier geen tijd voor, maar het is een mogelijkheid die we bijna niet kunnen laten liggen. Frank en Bjørnar nemen de benodigdheden over en gaan op jacht naar de 3 bevers, terwijl Roo en ik ons terug haasten. Onderweg komt de zon op en schijnt op de mist die om ons heen hangt. Het is schitterend!!
In record tijd halen we de boot aan land, laden alles in de auto en rijden naar huis. Onderweg geniet ik van de geweldige, bijna sprookjesachtige landschappen, door de opkomende zon die op de mist weerkaatst.




We werken hard en snel en redden het op tijd. Frank en Bjørnar komen ook naar de garage en we nemen hun boot en spullen over en ruimen die ook op. We lopen ook alle formulieren langs van de bevers van de afgelopen nachten. Ik heb ondertussen 4 bevers vernoemd; Noëlle, Yorick, Coco en Harrit. Roo werkt zijn lijstje met namen af en Frank en Bjørnar dragen ook nog drie namen aan. Daarnaast hebben we nog een aantal naamloze bevers, dus vernoemen we ook Carry, Esther, Edwin en Ellen.
Tegen half 8 ben ik thuis en neem nog een fotootje van het uitzicht vanuit mijn kamer voordat ik in bed kruip.

Halverwege de middag word ik wakker. Brak, hoofdpijn en opnieuw overal spierpijn. Mijn lichaam is duidelijk door de war, mijn hele rite is overhoop. Ik denk dat ik nu weet hoe een jetlag voelt.
´s Avonds gaan we gewoon weer aan de slag. Dit maal weer naar Gvarv. De weersvoorspelling geeft wat lichte regen tot een uur of 3 en daarna harde regen. We hopen voor die tijd klaar te zijn. Als we boot inladen begint het al te regen. Niet echt licht, maar gewoon een beste regenbui.
Frank heeft ook knallende koppijn nu zegt hij, en zowel hij als Roo klagen `my head isn´t working today´. Ze zijn ook duidelijk afweziger en ik help ze regelmatig herinneren als ze iets dreigen te vergeten.
We varen op en neer, zien af en toe een bever, maar in de regen is het heel moeilijk vangen. We kunnen ons niet meer orienteren op rimpelingen in het water, we kunnen niets onder water zien en onze schijnwerpers reflecteren in de regendruppels.
Frank´s moraal zakt als een gek en hij en Bjørnar discussieren constant over teruggaan of doorgaan. Bjørnar blijft optimistisch en weigert terug te gaan voordat hij een bever heeft gevangen. Dat is hem nog nooit gebeurd en dit verknalt ons hele gemiddelde! Ik moet er wel om lachen en we gaan stug door. Uiteindelijk weten Roo en ik een jonge bever te vangen. Het is Angus, een jong die we vorige week hebben gevangen en we hebben hem dus eigenlijk niet nodig. We geven hem een beter zichtbaar oormerk en laten hem gaan. We zien Noëlle-bever, haar vader Konrad, moeder Hazel, we zien het vrouwtje Judi, maar laten deze allemaal met rust. Twee bevers die we wel willen vangen zien we meerdere keren, maar we krijgen het niet voor elkaar. Het begint harder te regenen. Alles is nat. Rond half 2 begint het ook licht te onweren en ik begin ook wel naar huis te willen. Het onweer is nog ver weg, maar we zitten wel op het water en Roo staat op de voorkant van de boot met het net (metalen staaf dus) recht omhoog gestoken... Hmm, vragen om problemen als je het mij vraagt. Hij legt het net op mijn verzoek plat in de boot en we varen richting de pier terug. Ik verwacht Frank en Bjørnar daar ook te zien, zodat we naar huis kunnen, maar nee.... Ze zijn stroomopwaarts. Dus gaan wij ook. Helemaal tot de rand van het studie gebied en dan weer terug. Ik hoop nu vurig dat we geen bevers meer zullen vangen en rechtstreeks naar huis kunnen. De regen barst nu echt los en we krijgen een wolkbreuk met onweer over ons heen. Zodra ik uit de ondiepe gedeeltes van de rivier gemanouvreerd ben, zet ik het gas vol open. De regen weet nu door mijn jas heen te dringen en alles wordt nat. We bereiken de pier en beginnen met uitladen. Frank en Bjørnar komen iets later. Frank wil de boot uitstappen, maar terwijl hij naar de rechterkant van de boot stapt, hangt Bjørnar toevallig ook naar rechts en de boot helt vervaarlijk ver over. Water stroomt naar binnen en ze gooien gauw hun gewicht om. Bjørnar scheldt natuurlijk weer lekker in het Noors tegen Frank en die probeert vervolgens aan de linkerkant uit te stappen, maar lijkt expres op het randje te gaan staan zodat Bjørnar opnieuw bijna uit de boot tuimelt en er water naar binnen stroomt. Lachend bekijk ik het geheel vanaf de kant, terwijl ze kibbelend als een stel kinderen uit de boot klauteren. Als je toch na zo’n nacht en in zulke omstandigheden nog steeds kan geinen en lachen, is het goed. :)
Voordeel is dat we vroeg terug zijn! We moeten we beide boten leeghozen, naast het gewone opruimen e.d., maar toch ben ik rond 3 uur thuis. Een lekkere warme douche en nu voel ik me eigenlijk pas echt wakker. Tja, ik begin te wennen aan dit nacht ritme denk ik. Ik heb honger en eet een broodje. Om toch mijn ritme niet helemaal definitief te veranderen, duik ik om half 4 wel mijn bedje in en ik slaap vrij snel.
Ben benieuwd of we er komende nacht ook op uit gaan! Het regent en onweert overdag nog steeds, maar de voorspellingen zijn niet erg slecht, dus wie weet!

zaterdag 9 augustus 2008

De eerste week zit er op!

Tot nu toe ging het eigenlijk allemaal erg voorspoedig, maar woensdag nacht kreeg ik mijn eerste tegenslagje. Ik werd ziek en best heftig ook. Urenlang heb ik lopen spoken; braken, diarree, buikkrampen en koorts. Zo zachtjes mogelijk, om mijn huisgenootjes niet wakker te maken, heb ik rondjes over de gang gelopen. Ik kon niet stil zitten of liggen, kreeg geen medicijnen naar binnen doordat ik ze acuut weer uitbraakte en voelde me ontzettend ellendig. 's Morgens tegen een uur of 7 wist ik eindelijk pijnstillers binnen te houden en viel ik in een onrustige slaap. Na een paar uur werd ik alweer badend in het zweet wakker, maar in ieder geval was ik niet misselijk meer. In de loop van de dag werd het gelukkig snel beter, de koorts zakte en ik begon me wat beter te voelen. Wat gestudeerd, nog een uurtje geslapen en verder kreeg ik weinig uit mijn handen. 's Avonds hadden we om 7 uur bij de garage afgesproken om de spullen te halen voor het veldwerk, dus bijslapen zat er niet in vannacht.

Stipt om 7 uur stond ik voor de garage, waar Roo nog niet was. Het verbaast me al niet meer, hij heeft naar eigen zeggen de onhebbelijke gewoonte om altijd te laat te zijn. Maar och, ik had nu gezien wat we allemaal nodig hadden, dus ging aan het werk. Het meeste herinnerde ik me wel en kon ik goed vinden, dus na 10 minuten had ik de auto half vol en kwam Roo aanlopen. Hij zei dat hij eigenlijk eerder had willen komen om de spullen vast klaar te zetten, dus was dubbel laat, maar hij was blij verrast dat ik een groot deel van de spullen al had. Samen verzamelden we de laatste dingen, reden naar het tankstation om de jerrycans met brandstof te vullen en, volgens Roo het belangrijkste, lucifers te halen zodat hij zijn sigaretten 's nachts zou kunnen aansteken. Och, zolang dat betekent dat hij de muskieten op een afstand houdt en dat we daardoor af en toe pauze hebben, vind ik het allemaal prima.


We rijden richting Akkerhaugen (net als dinsdag) en daar zet ik Roo met de helft van de spullen af. Door zijn tenniselleboog versleep ik alles naar de boot terwijl hij zijn baggerlaarzen en life jacket aantrekt. Hij is vergeten me onderweg aan te wijzen waar ik af moet slaan, maar met een mondelinge route beschrijving rijd ik met de auto en de rest naar de spullen naar Gvarv. Roo gaat daar met de boot heen en Frank en Bjørnar komen daar met de auto heen en nemen een tweede boot mee op de aanhanger. Ik ben er als eerste en wacht tot de rest daar komt. Als ze er zijn en de boot in het water ligt, begin ik met de spullen uit de auto laden en in de boot brengen. Ik verbaas me wel een beetje dat die sterke kerels rustig staan te kletsen en zich om kleden, terwijl ik de meeste spullen naar de boten sjouw. Maar ach, ik red me wel en hoe eerder die spullen in de boot zijn, hoe eerder we kunnen gaan. Ze bedanken me wel voor al het werk en Frank zegt dat hij heeft gehoord hoe goed ik de vorige keer mee geholpen heb en dat ze blij zijn met mijn hulp. Dat is toch wel een leuke opsteker. :)
Om een indruk te krijgen; deze foto heb ik genomen toen ik in Gvarv stond te wachten, dus toen was de helft er al uit!

Om half 9 vertrekken we. Frank en Bjørnar in de ene boot en Roo en ik in de andere. Ondanks de betere voorspellingen, regent het. Niet hard gelukkig, maar een stevige miezerbui en je wordt er uiteindelijk toch wel goed nat van. Roo en ik zijn wat achter en zien al heel snel een aantal bevers. Eerst één jong, maar die verdwijnt al snel in het hoge riet en we zien hem niet meer. Daarna een jong, een jaarling en een volwassene bij elkaar. Helaas kunnen we niet goed zien of ze oormerken hebben. Frank en Bjørnar zijn ondertussen al zover vooruit, dat ze oproepen niet zoveel zin heeft. Ik meld het wel door de walkietalkie, maar Frank wil dat we ze met rust laten en snel stroomopwaarts komen. Dat doen we, en daar blijkt dat Bjørnar al een bever gevangen heeft. Ze geven de bever aan ons en Roo en ik beginnen met meten, monsteren, oormerken, etc.. We zijn nu maar met zijn tweeen, dus het gaat niet zo efficient als eerst. Ik hou de bever vast, terwijl Roo meet en monstert, maar hij moet dan ook schrijven en alles voorbereiden. Het schiet niet echt op zo en ik probeer af en toe te helpen met dingen, maar ik moet toch voornamelijk mijn aandacht houden bij de bever. Terwijl we met de ene bever bezig zijn, komen ze alweer aan met de tweede. Zo gaat het eigenlijk bijna de hele nacht door. Ze roepen ons op, wij varen in aangegeven richting, nemen een gevangen bever over, zoeken een geschikte plek aan land, meten en monsteren, laten de bever vrij op de plek waar ze hem gevangen hebben, varen naar Frank en Bjørnar en nemen de volgende bever aan. Zo doen we dat 7 bevers lang.
Het is wel leuk werk en we hebben een gevarieerd stel bevers. Niet alleen jongen dit keer, ook twee jaarlingen en twee volwassenen. Ik kom erachter dat het vasthouden van bevers over het algemeen erg makkelijk is vergeleken met katten, honden en knaagdieren in een dierenartsenpraktijk, maar als ik dan een volwassen bever vrouwtje van 23,5 kg moet vasthouden terwijl we op een wat hellende oever zitten en het glad glibberig is van de regen, wordt het toch een stuk uitdagender. De volwassen bevers kennen dit spelletje al en zijn echt niet dom. Ze weten precies hoe ze opeens naar voren en omhoog moeten springen om dan acuut in de achteruit te gaan, zodat ze de kans hebben te ontsnappen als ik uit evenwicht ben en probeer niet met bever en al het water in te rollen. Het lukt ze niet hoor, maar het doet me af en toe wel enigszins aan een mini-rodeo denken hahaha.
Bij de volwassen bevers bevestigen we ook 'proximity loggers'. Dit zijn zendertjes die kunnen detecteren wanneer dieren dicht bij elkaar komen, hoe lang, welke dieren, waar, etc.. Ook kunnen deze zendertjes met een radio gevonden en gevolgd worden, zodat dieren makkelijk terug te vinden zijn. Ik heb er in eerste instantie wel moeite mee dat we deze loggers op de staart moeten bevestigen, wat inhoudt dat we een gaatje in de staart maken en daar een schroef doorheen steken en daaraan de logger bevestigen. Het klinkt nogal heftig en dat zonder narcose! De werkelijkheid blijkt mee te vallen. De staart van een bever bestaat bijna volledig uit vet, ze hebben er heel weinig bloedvaten en ook weinig sensoren. De plek wordt met ice spray ongevoelig gemaakt en dan wordt er snel en netjes een gaatje geslagen. Er wordt met alles rekening gehouden met het dier, zodat het niet kan schuren, nergens aan kan blijven hangen en het op geen enkele manier hindert.
We werken hard en nemen geen pauzes. Elke keer als Roo voorstelt even te pauzeren, roept Frank ons alweer op voor de volgende. Maar zo gaat de nacht wel snel voorbij en het is erg afwisselend door het varen, meten, merken en loslaten van de bevers. Onderweg zien we ook af en toe bevers en ook als ik de bevers loslaat kan ik ze een tijdje volgen en bekijken. Het zijn intrigerende dieren!

Doordat we zo goed weten welke bevers er in welk territorium wonen, kennen we ook de familie relaties redelijk. Nadat we eergisteren een jonge bever hadden gevangen in het territorium "Gvarv Brua Upper" en die Noëlle hadden genoemd, vingen we in dat zelfde territorium nu weer twee jonge bevers! Ook allebei jongen van dit jaar, dus het broertje en zusje van Noëlle-bever. Het broertje noemen we daarom Yorick en we kiezen blauwe oormerken uit. Het zusje krijgt een Schotse naam, want zusjes heb ik niet en Roo heeft nog een lijst met mensen die graag willen dat er een bever naar ze vernoemd wordt. Roo is hier nog maar 3 weken en gaat dan definitief terug naar Schotland, dus hij moet nog gauw zijn lijstje af werken. Als hij terug gaat, zullen ze het wel leuk vinden als ik wat namen aandraag, dus als er mensen zijn die graag een bever naar zich vernoemd willen hebben, laat maar horen!

Het blijft de hele nacht regenen en helaas kan de walkie talkie daar niet tegen. Uiteindelijk komt er alleen nog maar gekraak uit en moeten we het opgeven. We blijven dicht bij elkaar en met gebaren en af en toe wat schreeuwen, gaat het prima. Als we helemaal stroomopwaarts zijn, begint Frank opeens te gebaren dat we dichterbij moeten komen. Roo reageert niet, dus ik attendeer hem op Frank's gebaren. Hij knikt alleen maar en doet niets. Bjørnar begint te roepen, maar ik hoor hem ook lachen. Roo glimlacht en komt geen cm dichterbij. Ik mis hier duidelijk iets en begrijp er niets van. Totdat ik beter in het water kijk en zie dat Frank en Bjørnar in een ondiep gedeelte van de rivier varen. Onze boot ligt dieper en als Roo had geluisterd zouden we hoogstwaarschijnlijk zijn vastgelopen! Ohoh, fijne jongens die Noren, dat moet ik onthouden voor als ik moet varen!!
Als Roo en ik weer aan de slag gaan met een bever en Frank en Bjørnar verder gaan zoeken, wordt de communicatie wel wat lastig. Als Roo en ik klaar zijn en weer in de boot stappen, twijfelen we even; moesten we nou stroomopwaarts of stroomafwaarts?? Normaal gebruikten we dan de walkietalkie, maar dat is nu geen optie. Roo dacht stroomafwaarts, dus dat proberen we. Na zo'n 20 minuten varen komen we bij de plek waar de rivier uitmondt in het meer en we hebben nog steeds niemand gezien, oeps zouden we toch verkeerd hebben gegokt? We bellen Frank en ja hoor, ze waren dus stroomopwaarts... We draaien de boot en varen weer terug. Wat een tijdsverspilling! Maar we zien wel een aantal bevers en weten er ook meerdere te identificeren. Na een klein half uur vinden we ze weer en we zoeken nog even met z'n vieren verder, maar het is al licht en de meeste bevers zijn nu waarschijnlijk terug naar hun burcht, dus we varen ook terug. Tegen de tijd dat we alles hebben uitgeladen, de boot op de aanhanger hebben, de andere boot hebben aangebonden, mijn auto hebben volgeladen, naar Bø zijn gereden, auto weer uitgeladen, alles opgeruimd en de batterijen en accu's aan de lader hebben gezet, ik Roo naar huis heb gebracht en zelf naar huis ben gereden is het half 8. Ik overweeg om wakker te blijven en gewoon door te gaan, maar na de vorige slechte nachten en met de wetenschap in mijn achterhoofd dat we dit weekend ook 's nachts op pad gaan, zorg ik toch maar dat ik genoeg slaap. Ik zet geen wekker en slaap tot ver in de middag.

De rest van de dag doe ik weinig bijzonders. Ik haal wat boodschappen, studeer wat, chat wat en heb gewoon een relaxte dag. Ik voel me er 's avonds wel wat schuldig over, maar ach een beetje gas terug moet af en toe wel kunnen.
Mijn ritme is nu wel door de war en ik ga nogal laat slapen. 's Morgens voel ik me moe en heb lichte hoofdpijn, maar voor de verandering is het eindelijk droog en schijnt de zon! Na een snel ontbijtje, spring ik daarom in de auto en rijd naar Heddal. De route loopt ook een heuvel, dus een wat kleinere weg in haarspeldbochten naar boven en daarna beneden. Het eerste deel gaat door vrij dicht bos met hier en daar rots-partijen en kleine beekjes en riviertjes. Het tweede deel is opener en gaat regelmatig langs meertjes. Het is een mooie route!


Ik stop hier en daar om rond te kijken en rijd verder rustig naar het noorden. Het doel is de staafkerk van Heddal! Staafkerken zijn een typisch scandinavisch en dan vooral Noors iets. Er staat er nog 1 in Zweden en 1 Polen en verder bestaan ze alleen nog in Noorwegen. Deze kerken zijn compleet gemaakt uit hout. Ook alle bevestigingen zijn uit hout gemaakt, omdat spijkers of nagels oid niet meegeven als het hout uitzet of krimpt. De bevestigingen zijn daarom gemaakt uit zwaluwstaartverbindingen en houten pennen. Staafkerken zijn vernoemd naar hun constructie; de verticale hoekpalen (staven) met daartussen verticale planken en boven en onder een horizontale bevestigingsbalk. Op de bovenste horizontale balk rust de dakconstructie, die bestaat uit andreaskruizen en houten bogen. Rond de kerk is een lage rondgang die essentieel is voor de constructie.
De staafkerk in Heddal is de grootste van Noorwegen en is erg beroemd. Hij is zo'n 750 jaar oud en nog altijd in gebruik voor kerkdiensten en trouwerijen. Ik loop door een graanveld naar de kerk en verbaas me over hoe mooi het eruit ziet. Ik vind hout sowieso erg mooi en houd ook van het uiterlijk van houten huizen enzo, maar dit is veel mooier. De buitenmuren zijn bekleed met allemaal ovaalvormige schijven hout die over elkaar heen vallen als een soort dakpannetjes. De daken zelf hebben hetzelfde principe, maar dan donkerder gekleurd. Zie foto's:

Na een rondje om de kerk, ga ik eerst in het tegenoverliggende gebouw binnen. Hierin zitten zowel een café, souvernirshop, eetzaal voor trouwerijen e.d., gebedsruimte en een klein museum over de staafkerk. Ik kijk er kort wat in rond, maar wil eigenlijk eerst de kerk zien, dus koop een kaartje in het café en loop weer naar de kerk. Ik loop met een aantal andere toeristen (Duitsers en Italianen zo te horen) de rondgang in. Hier vandaan is de constructie van de kerk goed te bekijken en verder zijn de deuren hier met houtsnijwerk versierd. Zie onderstaande deur bijvoorbeeld. Ernaast zijn dieren en planten verwerkt in het hout. Onderin zijn twee draken duidelijk te herkennen. De draken en slangen die regelmatig in het houtsnijwerk terugkomen staan synoniem voor het kwaad en de duivel. Ze zijn hier expres op de deur aan de buitenkant gesneden om aan te geven dat al het kwaad buiten gelaten moet worden.

We lopen door de rondgang om de kerk heen, maar als we aan de kant komen waar de zon niet op staat wordt het pikdonker. Voorzichtig schuifel ik verder. De grond is ongelijk en de stenen sluiten niet aan, dus het is voorzichtig lopen. Nog best avontuurlijk, zo'n kerkbezoekje!
Als we weer bij de ingang van de kerk komen, ga ik naar binnen. De non geeft me een klein informatie verhaaltje, netjes in het Nederlands nadat ze heeft gevraagd waar ik vandaan kom. Wel wil ze het graag terug, want ze heeft niet zoveel Nederlandse teksten! Och, prima, ik neem de tekst mee terwijl ik door de kerk loop, zodat ik kan lezen wat ik waar kan zien. Het is geen grote kerk en er is van binnen niet veel pracht en praal zoals in sommige andere kerken, maar ergens is het door zijn eenvoud ook wel bijzonder. Ook van binnen is bijna alles van hout. Ik kan nu goed de zwaluwstaartverbindingen zien en de bogen van de dakconstructie. Maar ook de oorspronkelijke bisschopsstoel staat er nog, compleet uit hout met mooie afbeeldingen.
Ik geef het info blaadje terug en loop naar buiten. Het is nu lekker weer en op mijn gemakje loop ik langs de kerk en begraafplaats op, in de richting van de heuvel waarop een 'outdoor rural museum' zou moeten zijn.

Ik begin al bijna te twijfelen of ik wel de goede kant op ga, totdat ik een kleine parkeerplaats zie en een pijl naar boven. Ik sla het weggetje naar boven in en kom onder een stenen boog door. Als ik beter kijk zie ik dat op de boog naaldboompjes groeien! Verbazingwekkend, die dingen groeien echt overal! Langs de kust zag ik ze ook al regelmatig op rotsen groeien en hier staan ze op een laagje mos op een stenen boog!

Ik loop onder de boog door, verder naar boven. Al gauw zie ik een paar houten huisjes. Nieuwsgierig loop ik erheen, klim de trappetjes op en kijk naar binnen. Het zijn bijgebouwen van een middeleeuwse boerderij. Nog ingericht zoals vroeger met paardenstallen, opslagruimtes, gereedschap, etc.. Er is zelfs een middeleeuws kippenhok en er lopen wat konijnen.
Voorbij de bijgebouwen ligt een mooi open grasveld met wat houten banken, een waterpomp, een vlonder als uitzichtspunt over de paardenweides en de boerderij zelf. Ik loop eerst naar het uitkijkpunt en ga daarna naar de boerderij.

Hier vind ik iemand van mijn leeftijd ongeveer gekleed in middeleeuwse kleding. Ze wil me wel gidsen en mijn vragen beantwoorden. Ik vraag haar eerst naar de verhalen rond de kerk. Vaak is er een anekdote hoe of waarom een bepaalde kerk is gebouwd. Dat blijkt hier ook zo te zijn. Vijf boeren in Heddal besloten een kerk te bouwen. Één van hun ontmoet een vreemdeling die de kerk wel voor ze wil bouwen, maar in ruil daarvoor wil hij als de kerk klaar is OF de zon, de maan en het bloed van het hart van de boer OF de boer moet zijn naam raden. De boer gaat akkoord, omdat hij denkt nog tijd genoeg te hebben om achter de naam van de vreemdeling te komen. Echter, in de eerste nacht ligt al het hout al klaar, de tweede nacht staat de toren al en de derde nacht zal de kerk klaar zijn. De boer schiet in de stress en rent de bergen in, terwijl hij probeert te bedenken hoe hij zich hieruit kan redden. Op dat moment hoort hij vanuit de dichtsbijzijnde berg een lied

"Hush, hush, little child,
Tomorrow Finn will bring you the moon.
He will bring you the sun and the Christian heart,
Pretty toys for my little child to play with."

Dat is de oplossing! De vreemdeling is de trol Finn! De boer is gered en Heddal heeft zijn kerk!
Ik heb geschiedenis altijd leuk gevonden en de Griekse mythes en verhalen op het gymnasium vond ik erg boeiend. Dit soort dingen zijn net zo leuk!
Mijn gids laat verder de boerderij zien. Het was een erg welvarende familie en dat is te zien aan de grootte van het huis. Ook hier is er veel van hout en ze vertelt me van alles over de indeling, en de gebruiken. Dit huis heeft ook een tweede verdieping, waar het gastenverblijf is. Niet alleen verblijven de gasten hier, maar ook met feesten wordt deze kamer gebruikt. Het is een chique ruimte en ze willen indruk maken, dus alle wanden zijn beschilderd. Ook met blauwe verf! Blauw kan niet gemakkelijk uit planten worden gemaakt en is daardoor kostbaar. Deze blauwe verf is gemaakt uit slakken en geïmporteerd uit Frankrijk. Erg kostbaar en indrukwekkend dus!

Na het bekijken van de verschillende ruimtes, schilderingen, meubilair en klederdrachten, stel ik nog één vraag die al een tijdje bij me rond speelt. Hoe krijgen die Noren het nou voor elkaar dat dat hout zo lang mee gaat en zo goed blijft? Natuurlijk bewerken ze het met teer, maar dat is niet het belangrijkste. Wat de Noren in die tijd deden, is ruim vooruit plannen. Twintig jaar voordat ze iets gingen bouwen, gingen ze het bos in en selecteerden de beste bomen (in dicht bos groeien bomen langzaam en recht, dat zijn de beste bomen om mee te bouwen). Van deze bomen kappen ze de onderste bast weg en beschadigen de stam iets. Hierdoor kan de boom niet genoeg voedingsstoffen naar boven krijgen en sterft daardoor heel langzaam. Door het langzame proces, wordt de boom keihard en heel droog. Pas na twintig jaar is het hout echt uitgehard en uitgedroogd. Dan kappen de Noren de boom en gebruiken hem in de bouw. Dit hout splijt niet, is heel hard, gaat niet rotten doordat het zo droog is en gaat daardoor heel lang mee.
Slim bedacht van die Noren! Jammer dat niemand in deze tijd meer het geduld daarvoor heeft, want het hout is inderdaad veel mooier.
De gids moet verder met andere toeristen en ik wandel iets verder naar boven waar vroeger de herderin woonde die op de koeien en schapen paste en ze melkte. Dit huisje is een stuk kleiner en in een wat andere stijl. Zoals je ziet, groeit hier ook van alles op het dak! Wel goed isolerend waarschijnlijk.

Ik loop terug naar beneden, haal koffie en een broodje in het café en lunch in het zonnetje uitkijkend over de staafkerk. Oeh, dit voelt als vakantie!!
Maar wat nu? Ik heb nog flink wat uren over voordat ik met Roo heb afgesproken. Ik overweeg om naar het zuiden te rijden en langs het Telemark kanaal te kijken, maar dat is nog een flink eindje rijden en het trekt me nu niet zo... Ik blader door wat toeristen blaadjes die ik in het café heb gevonden en stip interessante dingen aan. Dan zie ik opeens een 'sculpture park' in "Akkerhaugen" staan. Hé, daar ben ik al een paar keer geweest, maar ik heb geen park gezien. Het ligt wel redelijk op de route naar huis, niet de kortste route weliswaar, maar dan kan ik langs de rivier terugrijden, langs Akkerhaugen en dan terug naar Bø. Het lijkt me een mooie route en dan ben ik ook nog op tijd terug om wat te eten te halen voordat de winkels dicht gaan. Zo gezegd, zo gedaan. Ik stap in de auto, heb geen adres voor de navigatie, maar vul gewoon Akkerhaugen in en ga op weg. De route langs de rivier is inderdaad schitterend en genietend rijd ik langzaam naar het zuiden, zodat ik de tijd heb om rond te kijken.


In Akkerhaugen heb ik geen idee waar ik heen moet. Ik rijd wat heen en weer, maar ben het kleine plaatsje elke keer alweer uit voordat het goed en wel begonnen is. Het park zou aan het water liggen, dus ik rijd nog een laatste keer naar de haven en zie dan een glimps van een schiereilandje erachter waarop een beeld lijkt te staan! Dat zou het kunnen zijn! Ik moet dan wel over het water heen, dus ga op zoek naar een brug. Na wat gezoek vind ik die en dan is het makkelijk. Ik parkeer mijn auto onder een rij vliegdennen. De vliegdennen, met daarachter het water, een strandje en de zon doen me aan Griekenland denken en brengen goede herinneringen boven. Op het schiereilandje zelf staan andere naaldbomen en wat loofbomen en de associatie is weg, maar het is wel een mooi plekje. Ik loop het parkje in en bekijk de beelden. Ze zijn wel grappig, maar ik vind het weinig bijzonders.

Op het topje van het eiland kijk ik uit over het meer. Ik zie wat watersporters aan de oostzijde bij een camping en er vaart één zeilbootje, verder is het helemaal leeg. En dan voor een zaterdagmiddag in augustus terwijl de zon schijnt, onvoorstelbaar. Ik kijk over het water en dan kriebelt het; zal ik? Ach, waarom niet. Ik trek mijn sokken en schoenen uit en stap in het water. Aahhhh, wat koud! Ik spring gauw terug op het gras. Hmm, het water is kouder dan verwacht. Ik stap er nog een keer, wat voorzichtiger nu, in en loop langs de oever op.

Het went wel iets, maar het blijft erg koud. Totdat ik aan de andere kant van het eiland kom. Hier is de baai waarschijnlijk minder diep en er staat minder stroming, dus het water is warmer. Lekker pootjebadend loop ik tot een steen in het water. Daar ga ik zitten en geniet van het zonnetje.

Ik ontdek de zelfontspanner op de camera van mijn telefoon en maak wat gekke fotootjes met de beelden, voordat ik wat boodschappen doe in Gvarv en naar huis rijdt om snel wat te eten en me dan klaar te maken voor het veldwerk van vanavond.

(speciaal voor Sandra en alle anderen die van varkens houden ;))
Om 7 uur ben ik weer netjes bij de garage en Roo is dit keer op tijd. We gaan niets vangen vanavond en hebben dus weinig spullen nodig. We willen vanavond alleen de twee bevers opzoeken die we de proximity loggers hebben gegeven om te kijken of ze goed werken. We hebben nu een busje van de uni kunnen krijgen en laden daar de benodigde dingetjes in en hangen de aanhanger erachter. In Gvarv vinden we gelukkig de boot weer terug; hij lag namelijk 'illegaal' aangebonden aangezien er niet betaald wordt voor een plaats, dus het risico was dat hij weg gehaald werd. Maar hij lag in een hoekje aan de kant, niemand in de weg, dus hij lag er nog. We laden de boot in en dan stelt Roo voor dat ik vaar, zodat hij met de radio en antenne aan de gang kan. Het lijkt me wel leuk om te varen, dus ik stem in, maar waarschuw wel dat hij me dan moet leren hoe dat gaat, want ik heb hier geen ervaring mee. Hij legt me uit hoe ik moet starten, wat de voor- en achteruit is en hoe ik moet sturen. Dan gaat hij voorin de boot zitten en ik installeer me naast de motor. Ik check alle hendels en trek aan het koord. Na twee pogingen start de motor. Ik zet de hendel op 'vooruit' en prompt vliegt de boot met een noodgang vooruit en ramt tegen de steiger, geschrokken trek ik aan de hendel om hem op 'neutraal' te zetten, maar in plaats daarvan schiet hij door naar 'achteruit', dus zoeft de boot met dezelfde snelheid achteruit richting de oever. Ik probeer te sturen om de boten te ontwijken en probeer ondertussen Roo's geschreeuwde instructies boven het brullen van de motor te horen en te ontcijferen. Gelukkig ziet Roo ook in dat dit niet werkt en duikt naar achter en ramt op de 'uit'-knop. Pruttelend stopt de motor en remt de boot af om vervolgens zachtjes tegen de kant te stoten. Pfoe... ik ben opeens een stuk minder enthousiast over het idee om mij te laten varen. Op de kant zie ik een groepje camping-gasten staan kijken en wijzen. Beschaamd kijk ik Roo aan, die droog opmerkt "I think I forgot to explain you a few things". Noren en Schotten groeien op met boten. Roo had als klein jochie al een boot en ook de Noren zijn hier bijna allemaal vertrouwd met varen. Ik zie ook regelmatig kinderen rond de 12 jaar in speedboten voorbij scheuren. Vanuit dat punt was Roo er iets te makkelijk vanuit gegaan dat ik het ook wel zou weten. Niet dus. Na uitleg hoe het gas werkt, waar de 'uit' knop zit en meer van dat soort nuttige dingen, probeer ik het nog een keer. Ik voel de ogen van het groepje camping gasten branden en hoop vurig dat ik in ieder geval geen andere boot ram. Maar nee, dit keer gaat het perfect. De motor start, ik draai het gas omlaag, zet hem langzaam in 'vooruit' en manouvreer voorzichtig uit de haven weg. Pffffft, een zucht van verlichting!
Gedurende de avond word ik steeds handiger met de boot. Hoewel het sturen nog steeds af en toe wat lastig gaat als ik opeens van vooruit naar achteruit switch of andersom, maar verder gaat het zonder problemen.
We vinden de eerste bever al snel, ook al zien we haar niet. We kunnen haar door de radio localiseren in een burcht. We laten haar verder met rust en varen naar het territorium waar de andere bever moet zitten. Daar aangekomen geeft de radio een verwarrend signaal. Er is geen wijs uit op te maken. Roo verandert de frequentie wat en we varen op en neer, maar zonder veel succes. We leggen aan en proberen het aan land. Ook hier blijft het lastig. Ik vraag Roo meer over de zenders, hoe ze werken, etc.. Hij legt uit en vertelt o.a. dat het signaal afhankelijk is van veel factoren, zoals diepte van de bever, vegetatie, obstakels en alles wat het signaal kan herkaatsen, zoals grote stenen of metalen oppervlaktes. Terwijl hij dit vertelt, kijk ik op naar de twee grote bruggen waar we vlakbij zijn.... Groot? Metaal? Ik geloof dat ik het moeilijke signaal wel begrijp!
We gaan weer de boot in en varen nog een paar keer langzaam stroomop- en afwaarts en besluiten dan om in het midden van de rivier tegenover de burcht het anker uit te gooien. We dobberen in de rivier, checken regelmatig met de radio die nu duidelijker naar de burcht lijkt te wijzen en wachten af. Na korte tijd zien we een jonge bever met een groen oormerk die al snel onder water verdwijnt. We wachten en wachten, maar er komt niets. Als Roo oppert dat ze misschien nog te voorzichtig zijn door het vangen van afgelopen week en daardoor niet eruit komen, zie ik een volwassen bever zwemmen! We graaien de verrekijkers en kijken of we oormerken kunnen herkennen. Helemaal niets, dat is gek. De bever zwemt met een grote boog om ons heen naar de oever en gaat aan land. We kunnen nu ook de staart zien en daar zit ook niets. Dit is waarschijnlijk een 2-jarige die een oormerk is kwijt geraakt. Of het dominante vrouwtje van dit territorium is gestorven en deze bever heeft haar plaats ingenomen. Hoe dan ook, het is niet de bever die wij zoeken.
We wachten verder, terwijl ik door de verrekijkers volg wat de bever aan het doen is. Ik zie haar wat fourageren, reageren op een geur die voorbij komt, en snuffend in het water zoeken naar de oorzaak van de geur, voordat ze stroomafwaarts zwemt en uit beeld verdwijnt. We wachten opnieuw en kletsen wat. Het wordt donker en we zien opnieuw een volwassen bever! Het is Klumpen, het volwassen mannetje van dit territorium.
We wachten en wachten, totdat we aannemen dat we haar waarschijnlijk gemist hebben. De batterijen van de radio zijn bijna op, dus die werkt ook niet meer optimaal. We varen nog één keer het hele territorium op en neer en geven het dan op en gaan richting Gvarv. Onderweg zien we in een ander territorium nog één bever en verder is het rustig. We laden de boot op de aanhanger en laden de spullen in het busje en rijden terug naar de uni. De spulletjes zijn zo opgeruimd en Roo neemt het busje mee naar huis, dus ik kan rechtstreeks terug naar huis. Daar zijn Tanya, Alina, Mike, Nargiza en haar vader ook nog wakker en we zitten met zijn allen nog een paar uur in de keuken te kletsen terwijl we popcorn eten.

Tijd om weer eens 's nachts te gaan slapen ipv overdag! Waarschijnlijk gaan we zondag naar Lunde om bevers te vangen!